window.dataLayer = window.dataLayer || []; function gtag(){dataLayer.push(arguments);} gtag('js', new Date());gtag('config', 'UA-145443559-1');
Aan duidelijkheid liet het niets te wensen over. De elf rechters van het Britste Hooggerechtshof (de Supreme Court) waren unaniem in hun oordeel over de schorsing (‘prorogation‘) van het Britste parlement: ‘unlawful, void and of no effect‘. De uitspraak van het Hooggerechtshof is in veel opzichten een unicum. Niet in de laatste plaats vanwege de context ervan. De schorsing van het parlement door de regering Johnson wordt door velen gezien als een poging om het parlement buiten spel te zetten in de opmaat naar een (no-deal) Brexit. De eerste rechtsvraag die het Hooggerechtshof moest beantwoorden was die van zijn eigen bevoegdheid. Het Hooggerechtshof beoordeelde die vraag bevestigend omdat de bevoegdheid van premier Johnson om het parlement te schorsen, een afgeleide was van de bevoegdheden van de Troon. Daarmee volgde het de lijn van het Schotse Hooggerechtshof, dat eerder in gelijke zin had geoordeeld. Het Hooggerechtshof overwoog vervolgens dat er sprake was van een ongebruikelijk schorsing van het parlement (‘not a normal prorogation‘). En hoewel het Hooggerechtshof bij herhaling duidelijk maakte dat het uitdrukkelijk géén oordeel gaf over Brexit zelf, was de naderende Brexit datum van 31 oktober 2019 wel degelijk zeer bepalend voor het oordeel over de toelaatbaarheid van de